'Kenmerken van dyscalculie
Als u denkt dat uw kind (of een leerling in uw klas) dyscalculie heeft, kunt u dit herkennen aan een aantal zaken.
Uw kind/de leerling:
Gebruikt simpele procedures (blijft bijvoorbeeld lang op de vingers tellen in plaats van te werken met clusters van getallen; 5, 10, 100, etc.)
Maakt veel fouten in een stapsgewijze aanpak
Heeft problemen met de volgorde van de te nemen stappen bij een bepaalde strategie
Kan geen associaties maken met eerder opgedane kennis
Heeft problemen met de plaats van getallen
Maakt veelvuldig omkeringen van getallen
Verder is er een aantal algemene problemen bij kinderen met leerstoornissen te herkennen:
Trager tempo
Een ongunstig aanpakgedrag: een passieve of impulsieve aanpak
Een minder goed werkend kortetermijngeheugen
Een minder efficiënt gestructureerd langetermijngeheugen
Problemen met het vasthouden van de instructie
Problemen om snel de essentie van een opdracht te doorzien
Minder flexibiliteit in het overschakelen van het ene naar het andere niveau
Moeite het eigen werk te controleren en te reflecteren op eigen werk
Emotionele problemen, bijvoorbeeld faalangst
Vroege signalen
In de onderbouw van de basisschool (groep 1 en 2) wordt veel aandacht besteed aan getalbegrip en andere aspecten van voorbereidend rekenen. Gesproken wordt ook wel van ‘ontluikende gecijferdheid’. Een onderdeel daarvan is ‘getalbegrip’. Getalbegrip bestaat uit een aantal aspecten waaronder vergelijken (groot-klein, hoger-lager, etc.), ordenen (van klein naar groot, etc.) en tellen. Bij voorbereidend rekenen gaat het verder onder andere om het kennen en kunnen gebruiken van begrippen die bij rekenen belangrijk zijn, zoals: voor, achter, links, rechts, morgen, gisteren, zwaar, licht, vol, leeg, meer, minder. Dit wordt ook wel ‘rekentaal’ genoemd.
Rekengeschiktheid
In de eerste jaren van het basisonderwijs worden de basisvaardigheden van het rekenen intensief geoefend met het doel ze te automatiseren. Een leerling weet dan: 5 plus 4 is 9, en stapt moeiteloos over naar 15 plus 4 of 15 plus 14. Hetzelfde geldt voor eenvoudige aftrek-, vermenigvuldig- en deelsommen. Deze vaardigheden worden door het veelvuldig oefenen, opgeslagen in het langetermijngeheugen en worden daar zo nodig zonder enige moeite (automatisch) uit naar boven gehaald. Er hoeft dan geen energie meer besteed te worden om eenvoudige sommen en onderdelen van bewerkingen uit te rekenen. Dat is handig, want een kind kan van opgeslagen kennis gebruikmaken als de rekenopgaven ingewikkelder worden.
Kinderen met dyscalculie slagen er niet in zich deze rekenvaardigheden vlot eigen te maken. Er is bij hen sprake van een beperkte ‘rekengeschiktheid’ vergeleken met wat ze kunnen begrijpen van rekenen en wiskunde.
Verschil in tempo
Kinderen in de kleuterleeftijd verschillen sterk in het tempo waarin zij zich getalbegrip en rekentaal eigen maken. Zij kunnen soms in korte tijd grote ontwikkelingssprongen maken. Achterstanden in het voorbereidend rekenen kúnnen, maar hoeven daarom niet per se een voorbode te zijn van latere rekenproblemen. Het is wel goed om op school te oefenen met kleuters in groep 2 die moeite hebben met getalbegrip en andere aspecten van voorbereidend rekenen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van telspelletjes. Dan zijn ze in groep 3 beter voorbereid op het formele rekenonderwijs.
Verhoogd risico op rekenproblemen
Per leeftijdsgroep zijn er verschillende signalen die kunnen duiden op (aanleg voor) dyscalculie bij kinderen. Als kinderen met één of enkele aspecten van voorbereidend rekenen moeite hebben, is dit niet alarmerend. Pas als het kind met meerdere onderdelen moeite heeft én deze problemen niet overgaan na extra oefening, kan sprake zijn van een verhoogd risico op latere rekenproblemen.
In de literatuur worden onder andere de volgende signalen bij kleuters genoemd:
Moeite met het vergelijken van hoeveelheden
Het niet in één keer kunnen overzien van kleine hoeveelheden
Niet vlot kunnen opzeggen van de getalrij tot 10
Moeite met synchroon tellen (tellen van voorwerpen door ze één voor één aan te wijzen)
Niet gemakkelijk ‘resultatief’ kunnen tellen (het aantal voorwerpen niet goed kunnen bepalen)
Niet snel kunnen benoemen van vormen en kleuren
Een zwakke ruimtelijke oriëntatie
Moeite met het (na)bouwen van constructies van blokken of lego
Een gebrekkig richtingsgevoel
Een zwak auditief geheugen
Moeite met rekentaal: begrippen die voor het latere rekenen belangrijk zijn
Geen interesse in puzzelen en in activiteiten met tellen
Bijkomende problemen
Dyscalculie komt vaak voor in combinatie met dyslexie en met ADHD. Uit onderzoek weten we dat het soms ook samengaat met taalontwikkelingsstoornissen en met DCD. Rekenproblemen komen daarnaast meer dan gemiddeld voor bij kinderen met een autismespectrumstoornis en kinderen met NLD. Ook bij bepaalde syndromen zoals Klinefelter en de ziekte van Duchenne komt dyscalculie meer dan gemiddeld voor.
Oorzaak en gevolgen van dyscalculie
Over de oorzaak van dyscalculie bestaat nog niet voldoende duidelijkheid. De toenemende kennis uit neuropsychologisch onderzoek suggereert dat het zou gaan om een betrokkenheid van (en mogelijke uitval in) specifieke hersengebieden. Overigens is voorzichtigheid hier op z’n plaats. Uit het hersenonderzoek naar leerstoornissen weten we vaak wel dat bepaalde hersengebieden er iets mee te maken hebben, maar niet wát ze ermee te maken hebben. Bij sommige soorten van dyscalculie zou een erfelijke factor een rol kunnen spelen, omdat het bekend is dat dyscalculie vaak in families voorkomt.
Hoe vaak komt het voor?
Hoewel rekenproblemen in het basisonderwijs minder snel worden herkend dan leesproblemen en we met het noemen van aantallen dus voorzichtig moeten zijn, schatten deskundigen dat het bij dyscalculie, net als bij dyslexie, gaat om drie tot vier procent van de leerlingen.
De gevolgen
De stoornis dyscalculie leidt tot allerlei beperkingen en extra last in het dagelijks leven. Denk bijvoorbeeld aan het niet vlot met geld kunnen omgaan bij het afrekenen van boodschappen, het niet goed kunnen gebruiken van de NS-borden met spoortijden en problemen met klokkijken. Mensen met dyscalculie lopen tegen veel dagelijkse problemen aan waar anderen zich niet bewust van zijn.
Emotionele problemen
Wanneer dyscalculie niet tijdig wordt herkend, kan er een verkeerd beeld ontstaan van de capaciteiten van de leerling en de achtergrond van de rekenproblemen. Het kind kan daardoor onnodig veel moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van rekenbewerkingen, het leren van wiskunde en andere vakken. Als alle inspanningen van het kind weinig vooruitgang en weinig succeservaringen tot gevolg hebben, kan dat zorgen voor sterke demotivatie en veel frustratie. Hierdoor kan het kind emotionele problemen ontwikkelen, zoals gebrek aan zelfvertrouwen, een negatief zelfbeeld, faalangst, depressiviteit of gedragsproblemen.'
Uit: Balans, perspectief voor ieder kind, klik hier.
Als u denkt dat uw kind (of een leerling in uw klas) dyscalculie heeft, kunt u dit herkennen aan een aantal zaken.
Uw kind/de leerling:
Gebruikt simpele procedures (blijft bijvoorbeeld lang op de vingers tellen in plaats van te werken met clusters van getallen; 5, 10, 100, etc.)
Maakt veel fouten in een stapsgewijze aanpak
Heeft problemen met de volgorde van de te nemen stappen bij een bepaalde strategie
Kan geen associaties maken met eerder opgedane kennis
Heeft problemen met de plaats van getallen
Maakt veelvuldig omkeringen van getallen
Verder is er een aantal algemene problemen bij kinderen met leerstoornissen te herkennen:
Trager tempo
Een ongunstig aanpakgedrag: een passieve of impulsieve aanpak
Een minder goed werkend kortetermijngeheugen
Een minder efficiënt gestructureerd langetermijngeheugen
Problemen met het vasthouden van de instructie
Problemen om snel de essentie van een opdracht te doorzien
Minder flexibiliteit in het overschakelen van het ene naar het andere niveau
Moeite het eigen werk te controleren en te reflecteren op eigen werk
Emotionele problemen, bijvoorbeeld faalangst
Vroege signalen
In de onderbouw van de basisschool (groep 1 en 2) wordt veel aandacht besteed aan getalbegrip en andere aspecten van voorbereidend rekenen. Gesproken wordt ook wel van ‘ontluikende gecijferdheid’. Een onderdeel daarvan is ‘getalbegrip’. Getalbegrip bestaat uit een aantal aspecten waaronder vergelijken (groot-klein, hoger-lager, etc.), ordenen (van klein naar groot, etc.) en tellen. Bij voorbereidend rekenen gaat het verder onder andere om het kennen en kunnen gebruiken van begrippen die bij rekenen belangrijk zijn, zoals: voor, achter, links, rechts, morgen, gisteren, zwaar, licht, vol, leeg, meer, minder. Dit wordt ook wel ‘rekentaal’ genoemd.
Rekengeschiktheid
In de eerste jaren van het basisonderwijs worden de basisvaardigheden van het rekenen intensief geoefend met het doel ze te automatiseren. Een leerling weet dan: 5 plus 4 is 9, en stapt moeiteloos over naar 15 plus 4 of 15 plus 14. Hetzelfde geldt voor eenvoudige aftrek-, vermenigvuldig- en deelsommen. Deze vaardigheden worden door het veelvuldig oefenen, opgeslagen in het langetermijngeheugen en worden daar zo nodig zonder enige moeite (automatisch) uit naar boven gehaald. Er hoeft dan geen energie meer besteed te worden om eenvoudige sommen en onderdelen van bewerkingen uit te rekenen. Dat is handig, want een kind kan van opgeslagen kennis gebruikmaken als de rekenopgaven ingewikkelder worden.
Kinderen met dyscalculie slagen er niet in zich deze rekenvaardigheden vlot eigen te maken. Er is bij hen sprake van een beperkte ‘rekengeschiktheid’ vergeleken met wat ze kunnen begrijpen van rekenen en wiskunde.
Verschil in tempo
Kinderen in de kleuterleeftijd verschillen sterk in het tempo waarin zij zich getalbegrip en rekentaal eigen maken. Zij kunnen soms in korte tijd grote ontwikkelingssprongen maken. Achterstanden in het voorbereidend rekenen kúnnen, maar hoeven daarom niet per se een voorbode te zijn van latere rekenproblemen. Het is wel goed om op school te oefenen met kleuters in groep 2 die moeite hebben met getalbegrip en andere aspecten van voorbereidend rekenen. Dit kan bijvoorbeeld in de vorm van telspelletjes. Dan zijn ze in groep 3 beter voorbereid op het formele rekenonderwijs.
Verhoogd risico op rekenproblemen
Per leeftijdsgroep zijn er verschillende signalen die kunnen duiden op (aanleg voor) dyscalculie bij kinderen. Als kinderen met één of enkele aspecten van voorbereidend rekenen moeite hebben, is dit niet alarmerend. Pas als het kind met meerdere onderdelen moeite heeft én deze problemen niet overgaan na extra oefening, kan sprake zijn van een verhoogd risico op latere rekenproblemen.
In de literatuur worden onder andere de volgende signalen bij kleuters genoemd:
Moeite met het vergelijken van hoeveelheden
Het niet in één keer kunnen overzien van kleine hoeveelheden
Niet vlot kunnen opzeggen van de getalrij tot 10
Moeite met synchroon tellen (tellen van voorwerpen door ze één voor één aan te wijzen)
Niet gemakkelijk ‘resultatief’ kunnen tellen (het aantal voorwerpen niet goed kunnen bepalen)
Niet snel kunnen benoemen van vormen en kleuren
Een zwakke ruimtelijke oriëntatie
Moeite met het (na)bouwen van constructies van blokken of lego
Een gebrekkig richtingsgevoel
Een zwak auditief geheugen
Moeite met rekentaal: begrippen die voor het latere rekenen belangrijk zijn
Geen interesse in puzzelen en in activiteiten met tellen
Bijkomende problemen
Dyscalculie komt vaak voor in combinatie met dyslexie en met ADHD. Uit onderzoek weten we dat het soms ook samengaat met taalontwikkelingsstoornissen en met DCD. Rekenproblemen komen daarnaast meer dan gemiddeld voor bij kinderen met een autismespectrumstoornis en kinderen met NLD. Ook bij bepaalde syndromen zoals Klinefelter en de ziekte van Duchenne komt dyscalculie meer dan gemiddeld voor.
Oorzaak en gevolgen van dyscalculie
Over de oorzaak van dyscalculie bestaat nog niet voldoende duidelijkheid. De toenemende kennis uit neuropsychologisch onderzoek suggereert dat het zou gaan om een betrokkenheid van (en mogelijke uitval in) specifieke hersengebieden. Overigens is voorzichtigheid hier op z’n plaats. Uit het hersenonderzoek naar leerstoornissen weten we vaak wel dat bepaalde hersengebieden er iets mee te maken hebben, maar niet wát ze ermee te maken hebben. Bij sommige soorten van dyscalculie zou een erfelijke factor een rol kunnen spelen, omdat het bekend is dat dyscalculie vaak in families voorkomt.
Hoe vaak komt het voor?
Hoewel rekenproblemen in het basisonderwijs minder snel worden herkend dan leesproblemen en we met het noemen van aantallen dus voorzichtig moeten zijn, schatten deskundigen dat het bij dyscalculie, net als bij dyslexie, gaat om drie tot vier procent van de leerlingen.
De gevolgen
De stoornis dyscalculie leidt tot allerlei beperkingen en extra last in het dagelijks leven. Denk bijvoorbeeld aan het niet vlot met geld kunnen omgaan bij het afrekenen van boodschappen, het niet goed kunnen gebruiken van de NS-borden met spoortijden en problemen met klokkijken. Mensen met dyscalculie lopen tegen veel dagelijkse problemen aan waar anderen zich niet bewust van zijn.
Emotionele problemen
Wanneer dyscalculie niet tijdig wordt herkend, kan er een verkeerd beeld ontstaan van de capaciteiten van de leerling en de achtergrond van de rekenproblemen. Het kind kan daardoor onnodig veel moeilijkheden ondervinden bij het uitvoeren van rekenbewerkingen, het leren van wiskunde en andere vakken. Als alle inspanningen van het kind weinig vooruitgang en weinig succeservaringen tot gevolg hebben, kan dat zorgen voor sterke demotivatie en veel frustratie. Hierdoor kan het kind emotionele problemen ontwikkelen, zoals gebrek aan zelfvertrouwen, een negatief zelfbeeld, faalangst, depressiviteit of gedragsproblemen.'
Uit: Balans, perspectief voor ieder kind, klik hier.